Over de Grootoorvleermuis
Hij heeft opvallende, lange oren. Tijdens de rust overdag en in winterslaap vouwt hij de oren onder zijn vleugels. De neusgaten zijn groot en naar voren gericht. Zijn vleugels zijn breed en lang.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Plecotus auritus
Familie
Vespertilionidae
Habitat
Een inheemse vleermuissoort die in vrijwel geheel Europa voorkomt. Het zijn echte bosbewoners die ook in parken en tuinen te vinden zijn. Ze verblijven overdag vaak in boomholtes, gebouwen, vleermuis- en vogelnestkasten.
Voedsel
Zij vangen verschillende insecten, waaronder nachtvlinders, maar ook dagvlinders, langpootmuggen, spinnen, kevers, schietmotten, vliegen, rupsen, steekmuggen en oorwormen. De prooien worden direct van de vegetatie of uit de lucht gegrepen.
Hoogte
4-5,5cm
Gewicht
6-12g
Levensduur
1 - 30 Jaar
Broedtijd
Juli-Augustus
Nest
De vrouwtjes komen in kleine groepen van 10 tot 50 dieren bij elkaar om hun jongen te gebaren en groot te brengen. Deze kraamkolonies bevinden zich veelal in boomholten en in oude spechtenholten. In deze tijd leven de mannetjes alleen.
Geluid
De ultrasone pulsen die ze uitzenden zijn hoge tonen die niet waarneembaar zijn door het menselijk gehoor. Grootoorvleermuizen gebruiken een fluistersonar tijdens de jacht.
Kenmerken
Deze middelgrote vleermuis heeft zeer grote oren. Zijn vlucht is langzaam maar hij fladdert behendig en kan zelfs stil in de lucht blijven hangen. Vaak worden prooidieren op vaste eethangplaatsen opgegeten, waar meestal ook vleugelresten te vinden zijn.
Jongen
De paartijd loopt van de herfst tot het voorjaar. Vanaf midden juni worden de jongen geboren. Het is meestal één jong (zelden twee). Het jong wordt gezoogd tot dat het na 4 tot 6 weken zelf vliegen en jagen kan.