Over de Meervleermuis
De onderzijde is witgrijs tot gelig grijs. Haar roodbruine snuit heeft vrij grote neusknobbels. De oren en lange, brede vleugels zijn grijsbruin van kleur. De Meervleermuis heeft zeer grote poten met borstelharen. Zij lijkt op een Watervleermuis, maar is groter.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Myotis dasycneme
Familie
Vespertilionidae
Habitat
Meervleermuizen zijn zeldzaam in Europa. In de waterrijke, lage delen van Nederland is deze soort relatief algemeen. Zij houdt van grote wateroppervlakten omringd door brede rietkragen en voedselrijke ruigtes. In de zomer vliegt deze vleermuis in waterrijke laaglanden, boven kanalen, rivieren en plassen. Zij woont vaak in grote groepen in de nok van kerkzolders, spouwmuren, onder dakpannen en in kerken. Als winterverblijf worden onder andere kelders, bunkers en forten gebruikt. In het najaar woont zij in zogenaamde paarverblijven. Vaak worden hiervoor vleermuiskasten, spouwmuren of bunkers gebruikt.
Voedsel
Het voedsel bestaat uit dansmuggen, haften en kokerjuffers, maar ze eten net zo goed vlinders en kevers. De prooien worden in de vlucht gevangen. Soms worden ze van het wateroppervlak geplukt.
Hoogte
5,7-6,8cm
Gewicht
14-20g
Levensduur
1 - 20 Jaar
Broedtijd
Juni-Juli
Nest
Vanaf april komen de vrouwtjesvleermuizen samen in grote kraamkolonies om hun jongen te baren. Kraamkolonies worden aangetroffen op zolders, in spouwmuren, onder dakpannen en achter dakranden van allerlei gebouwen. Mannetjes verblijven dan indiviudeel of in kleine groepjes.
Geluid
Met behulp van echolocatie oriënteren en jagen vleermuizen. Zij zenden ultrasone geluiden uit die mensen niet kunnen horen (boven de 20.000 kHz). Zelfs met een bat- of vleermuis-detector is het geluid van de meervleermuis slechts zeer kort te horen, omdat zij snel voorbij vliegt.
Kenmerken
Het is een van de zeldzaamste soorten van Europa met een zwaartepunt in Nederland. De grote, behaarde voeten en neusknobbels zijn kenmerkend voor deze soort. De Meervleermuis is een snelle vlieger met 35 km/u en jaagt tot wel 20 km van zijn slaapplaats.
Jongen
De paring gebeurt in de herfst. Na de winterslaap trekken de vrouwtjes in april naar kraamkolonies waar ze in grote aantallen bij elkaar hangen (tot 500 dieren). In mei baren ze dan meestal een jong. Na ongeveer een maand is het jong groot genoeg om zelf