Over de Ringmus
De ringmus heeft een witte halsband en op de wangen is er sprake van een zwarte vlek. Zijn onderzijde is grijs en zijn bovenzijde bruin met donkere en lichtere tekening. Hij heeft een rood-bruine bovenkop en een zwarte bef. Het juveniel heeft een grijze wang en een halsband.
Specificaties
Wetenschappelijke naam
Passer montanus
Familie
Passeridae
Habitat
Hij is talrijk en wijdverspreid. De ringmus broedt in bosschages nabij dorpen, boerderijen en in boomrijke agrarische landschappen, maar ook in dorpstuinen. Grotendeels standvogel.
Voedsel
De ringmus eet insecten, zaden, vruchten knoppen en afval.
Hoogte
12-14cm
Gewicht
18-29g
Levensduur
1 - 13 Jaar
Broedtijd
April-Augustus
Nest
Hij maakt een nest van halmen en stengels, van binnen bekleed met veren. De ringmus nestelt in boomholten, muurnissen en nestkasten.
Geluid
De roepjes van de ringmus zijn zachter en gedempter dan die van de huismus. Kenmerken is een zacht, nasaal 'tsoewit'. In de vlucht is er een snelle 'tett ett ett'. Zijn zang bestaat uit enkelvoudige hogere roepjes, zoals 'tswitt'.
Kenmerken
De ringmus heeft een voorkeur voor boomrijk agrarisch cultuurland. Vooral aan de rand van dorpen en bij boerderijen is het een vogel die om het huis is aan te treffen. Soms wonen ringmussen in bij ooievaars, buizerds of huiszwaluwen. Sommige Nederlandse vogels zwerven in de winter rond en kunnen tot in Frankrijk belanden. Het merendeel van de broedvogels is echter standvogel. Ze krijgen in de winter gezelschap van soortgenoten uit Noord- en Oost-Europa. Evenals huismussen zijn het echte zaadeters. Hoewel de aantallen fors afnemen, is de ringmus nog een talrijke broedvogel. De twee legsels per jaar hebben gemiddeld 5 eieren. Deze worden twee weken bebroed. De jongen verlaten na twee weken het nest. Het aantal ringmussen is de laatste jaren fors afgenomen. De veranderingen (lees: intensivering) in de landbouw, het vervangen van graanteelt door maiscultuur, het opruimen van heggen en houtwallen en grootschalig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zorgen voor een platteland dat steeds minder geschikt is voor veel diersoorten, waaronder de ringmus.
Colonies will often grow over several years before suddenly collapsing. The species invests very little effort in post-fledging care, seeming to rely on an abundant supply of insects close to the nest for the newly independent youngsters to feed on, and some studies suggest that high juvenile mortality may be a factor in the species’ decline.
Jongen
2 à 4 broedsels. Per broedsel 2 tot 7 bleekgrijze eieren met bruinachtige vlekjes