Kerkuil

Kerkuil

Geruisloos vliegt de kerkuil (Tyto alba) door de nacht: met zijn scherpe gehoor herkent hij het kleinste geritsel van zijn prooi, voornamelijk muizen. De kerkuil is een zogeheten cultuurvogel, die graag broedt in kerktorens, oude schuren en andere gebouwen in het landelijk gebied. Door de modernisering van de landbouw in Midden-Europa zijn veel kerkuilpopulaties de afgelopen jaren achteruitgegaan.

Uiterlijke kenmerken

Het gezicht is wit met een donkere, hartvormige rand. De bovenzijde is geelbruin en grijs en de onderzijde wit van kleur. Het verenkleed is bedekt met kleine stipjes. De vleugels zijn lang en steken een paar centimeter uit voorbij de staart. Hij heeft relatief kleine donkere ogen. De poten zijn lang en wit bevederd. Het vrouwtje is iets groter dan het mannetje.

Grootte

33 tot 35 cm. Vleugelspanwijdte van 85 - 95 cm.

Gewicht

300 - 350 gram

Voorkomen

De kerkuil komt in Amerika, Europa, Azië, Australië en Afrika voor. Hij broedt en jaagt vaak in menselijke omgeving. De voorkeursbiotoop van de kerkuil zijn half-open tot open laaglandgebieden.

Nest

Kerkuilen broeden in donkere hoekjes en holen. Het nest bevindt zich bij voorkeur in een rustige hoek van bouwwerken zoals een kerktoren, schuur of ruïne. Zij broeden ook in holten van oude bomen en in speciale nestkasten.

Jongen

Het vrouwtje begint meestal half april met het leggen van eieren. Het legsel bestaat uit 3 - 12 eieren. De broedtijd bedraagt ongeveer 30 - 34 dagen. De jongen verlaten na 60 dagen het nest, maar kunnen dan nog niet direct goed vliegen. Ze worden dan nog steeds door beide ouders verzorgd en het duurt soms wel 3 maanden voordat ze volledig zelfstandig zijn. Bij een overvloedig voedselaanbod kan een paar ook twee broedsels na elkaar grootbrengen.

Voedsel

Het voedsel bestaat voornamelijk uit veldmuizen, aangevuld met spits- en woelmuizen. Maar soms worden ook kleine vogels gevangen. Zijn nachtelijke gezichtsvermogen en zijn uitstekende gehoor maken de kerkuil tot een zeer efficiënte nachtelijke muizenjager.

Geluid

De roep van de kerkuil beperkt zich voornamelijk tot veel gekrijs en gesis. De baltsroep van het mannetje is een schril, rauw krassend, en aanhoudend shrriiiii. Het vrouwtje heeft een snorrende roep, die vaak herhaald wordt.

Karakteristieke kenmerken

  • Een uniek kenmerk is de hartvormige witte 'gezichtssluier'.
  • De kerkuil jaagt 's nachts en vliegt dan vooral laag bij de grond.
  • De kerkuilpopulaties zijn zeer verschillend: In jaren met veel muizen leggen kerkuilen meer eieren dan gewoonlijk en in strenge winters als er weinig muizen zijn, overlijden veel kerkuilen.